Vlak voor mijn geboorte geeft een van mijn broers, die dan in groep 3 zit, een brief aan zijn juf. Hij schrijft hoe blij hij zal zijn als de kleine knul er straks uitkomt. ‘Dan kan ik met hem voetballen.’ Met die verwachting sluit hij zijn verhaal af. Op eerste paasdag 1983 ben ik geboren en kregen mijn twee broers een zusje. Dat briefje – verfrommeld en voorzien van hanepoten – is nog altijd bewaard gebleven in Huize Veltkamp.
Pasen. Ik heb er wel iets mee. Zou het komen omdat ik een paaskindje ben? Verklaart dat waarom ik soms gekscherend de telefoon opneem met: ‘hallo, met de paashaas’, als mijn moeder belt? Pasen is voor mij een rustpunt met tradities. Even niet werken, maar chillen.
Gekookte eieren eten tijdens de familiepaasbrunch. Vroeger tikten we die kapot tegen elkaars hoofd. Dan de beruchte wedstrijdjes; wie-kan-de-meeste-eieren-eten? Wat kun je daar misselijk van worden zeg. Daar begin ik niet meer aan.
’s Avonds uitbuiken bij het paasvuur. Een oud ritueel dat zorgt voor saamhorigheid én competitie. Buurtschappen die takken sjouwen en een enorme bult bouwen. Tientallen meters hoog. Wie heeft de hoogste? Wie heeft de mooiste? Deze wordt ontstoken als de schemer inzet en het donker zich aandient. Een heel spektakel, waar mensen zich vrijwillig voor inzetten. Mooi om te zien.
Foto: Kristel Veltkamp
Met een koud flesje Grolsch en een dikke jas kijken naar een enorme vuurzee met vrienden. Een bal warmte in de kou. Met ieder half uur dat verstrijkt een stapje dichter bij het vuur gaan staan. Alert op dansende vuurvliegjes die langzaam wegwaaien. Je verkleumde voeten negeren. Als ik daar sta doe ik altijd een wens, terwijl ik naar de vlammen kijk. Wat zal ik dit jaar wensen?
Geef een reactie